Oversterfte COVID-19 veel lager dan aangenomen
Volgens het Centraal Bureau Statistiek (CBS) overleden er twee jaar op rij zo’n 10% meer mensen dan verwacht. Een oppervlakkige blik op de cijfers lijkt dit beeld te bevestigen. Bij nadere beschouwing blijkt echter dat door een samenloop van omstandigheden de oversterfte sterk overschat wordt.
Oversterfte
Critici van het coronabeleid hebben weinig vertrouwen in cijfers van de overheid. Er is veel ruimte om definities zodanig te kiezen dat de cijfers erg hoog of juist laag uitvallen. Wat telt bijvoorbeeld als een besmetting? Volstaat een positieve test, of moet de besmette persoon ook ziekteverschijnselen vertonen? En hoe tel je overlijdens ten gevolge van het virus? Is elk overlijden met positieve testuitslag een coronadode, of moet COVID-19 de primaire oorzaak zijn?
Vanwege dit definitieprobleem is het totale aantal overlijdens per jaar, ongeacht de oorzaak, een objectievere maat. Is dat aantal hoger dan je zou verwachten op basis van voorgaande jaren, dan is dat een indicatie voor het aantal overlijdens veroorzaakt (mogelijk indirect) door COVID-19. [1]
Om die reden heeft u wellicht zelf ook het aantal overledenen zoals gepubliceerd door het CBS opgezocht. Deze cijfers staan op de website van het CBS, [2] maar ze zijn ook weergegeven in de grafiek hieronder.
Het gebruik van jaarcijfers heeft echter een groot nadeel. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden geven ze een sterk overdreven beeld van de oversterfte. Dit wordt hieronder uitgelegd.
Volgens het CBS zijn er in 2020 ruim 15 duizend meer mensen overleden dan verwacht, en in 2021 zelfs 16 duizend. [3] [4]
Wanneer we het absolute aantal sterfgevallen van 2020 en ’21 vergelijken met de overlijdens van de jaren daarvoor, dan komen we inderdaad op dergelijke getallen uit (grafiek: ogenschijnlijke trend). [5] Deze vergelijking is echter misleidend, omdat de milde griep van 2019 verhult dat door de vergrijzing het aantal te verwachten sterfgevallen blijft stijgen. Als we corrigeren (grafiek: berekende trend) voor deze vergrijzing, dan blijkt de werkelijke oversterfte een stuk lager te zijn, namelijk rond de 11,5 duizend. [6]
De reden dat het CBS op hogere aantallen uitkomt, is dat het een enigszins onnauwkeurige methode gebruikt voor het maken van bevolkingsprognoses. Zoals u in de grafiek (CBS-prognose) kunt zien, kan deze methode in de praktijk leiden tot een onderschatting van het aantal overlijdens, en dus tot een hoge oversterfte ten opzichte van die voorspelling. [7]
Een fundamenteler probleem is dat kalenderjaren erg ongeschikt zijn voor het bepalen van oversterfte door een seizoensvirus. Dat komt doordat de jaarwisseling midden in het griepseizoen valt. Normaal gesproken ligt het zwaartepunt van de griepsterfte aan het begin van het nieuwe jaar. Als de griep echter een aantal maanden eerder komt, dan valt het merendeel van de overlijdens in het vorige kalenderjaar. Daardoor kan het zijn dat een jaar dubbel geraakt wordt: eerst door de normale griepgolf aan het begin van dat jaar, en nog een keer door een griepgolf die bij uitzondering vroeg piekt, in de laatste maanden van datzelfde jaar.
Dit effect speelde ook in 2020 en ’21. In een periode van twee kalenderjaren piekte de sterfte door COVID-19 drie keer, in plaats van de ‘normale’ twee pieken. Daardoor lijkt de oversterfte ten onrechte zo’n 50% hoger te zijn. Door de oversterfte per winterjaar te berekenen, hebben we telkens te maken met precies één piek per 12 maanden, en zijn de getallen onderling eerlijker te vergelijken.
We zien dan dat de oversterfte door COVID-19 oploopt naar zo’n 4.700 á 8.300 per jaar, en niet het overdreven getal van 15 á 16 duizend. Het zijn nog steeds grote getallen, maar ze liggen dichter bij de aantallen van voorgaande jaren. Zo was de oversterfte in winterjaar 2014/’15 ook al zo’n 3.700 (zie grafiek: winterjaar).
Dat laatste getal is opmerkelijk hoog: als we weer teruggaan naar kalenderjaren, dan was de hoogste recente oversterfte van vóór corona een stuk lager: slechts 1.800 in 2015 (zie grafiek: kalenderjaar). Dit is het tweede effect van het tellen per winterjaar: in de voorafgaande winterjaren zien we juist hogere aantallen voor over-/ondersterfte dan het geval was bij kalenderjaren. Dat komt omdat het tellen per kalenderjaar normaal gesproken een dempende werking heeft op over-/ondersterfte: een stevige griep aan het begin van het jaar wordt bijvoorbeeld gecompenseerd door een milde griep aan het eind van het jaar, zodat de oversterfte op een gemiddelde van de twee uitkomt. Door te tellen per winterjaar blijft die middeling uit, en zien we het werkelijke effect van elke geïsoleerde griepgolf. [8] [9]
Vanwege de beschreven stapeling van effecten leek de oversterfte van vóór corona niet boven de 1.800 (+1,2%) uit te komen, en door COVID-19 in 2021 juist op te lopen naar 16.300 (+10,5%): ongeveer 9 keer zoveel. Wanneer we compenseren voor al deze effecten zien we dat we recentelijk ook al te maken hebben gehad met een oversterfte van 3.700 (+2,6%) door de griep, en dat de oversterfte door COVID-19 vooralsnog niet hoger is opgelopen dan 8.300 (+5,2%): ‘slechts’ twee keer zoveel. De oversterfte door COVID-19 is weliswaar nog steeds fors, maar niet zo extreem als deze op het eerste gezicht lijkt.