Sterftecijfers en COVID-19
Hoe verhoudt COVID-19 zich tot grote epidemieën uit het verleden? We vergelijken recente sterftecijfers, uitgesplitst naar leeftijd, met die van de afgelopen 70 jaar. Zo’n vergelijking blijkt echter vrij betekenisloos te zijn. Een ding wordt duidelijk. Het gezegde “vroeger was alles beter” gaat in dit geval niet op.
Spaanse griep
In begin 2020, toen het coronavirus voor het eerst opdook in Nederland, werd meermaals de vergelijking gemaakt met de Spaanse griep in 1918. In de eerste maanden was het echter nog onzeker hoe gevaarlijk het nieuwe virus was, en hoe het zich zou ontwikkelen. Hoe verhoudt COVID-19 zich, met de kennis van nu, tot epidemieën uit het verleden?
In Nederland stierven er aan de Spaanse griep 38.000 zo’n mensen.[1] Volgens het coronadashboard zijn er tot begin 2022 in totaal 21.088 mensen overleden aan COVID-19.[2] Dit aantal zal natuurlijk nog verder oplopen, maar heeft de Spaanse griep vooralsnog niet overtroffen.
Absolute aantallen vergelijken is echter niet helemaal eerlijk. De Nederlandse bevolking was in 1918 veel kleiner, dus 38.000 was toen relatief veel meer dan nu: zo’n 0,57% van de bevolking.[3] Het percentage COVID-doden in Nederlands is op dit moment ongeveer 0,12%[4] van de huidige bevolking. Het verschil is dus groter dan het lijkt. Deze percentages worden sterftecijfers genoemd: het aandeel van een bevolking/bevolkingsgroep dat in een jaar overlijdt.[5]
Een andere complicatie bij dit soort vergelijkingen is de leeftijdsopbouw van de bevolking. Niet alleen is de bevolking gegroeid, door de vergrijzing is het aandeel ouderen in vergelijking nog veel sneller toegenomen. De bevolking groeide sinds 1918 met een factor 2,64; het aantal 80-plussers nam toe met een factor van wel 16,8.
Om ziektes te vergelijken die voornamelijk een bepaalde leeftijdsgroep treffen (zoals COVID-19), kunnen we dus beter kijken naar de sterftecijfers uitgesplitst naar leeftijd. Op die manier corrigeren we voor zowel bevolkingsgroei als vergrijzing.
Historische sterftecijfers
In de volgende interactieve grafiek staan de sterftecijfers van de afgelopen 70 jaar, uitgesplitst naar leeftijd.[6] [7] Met de knoppen aan de rechterzijde kunt u kiezen welke leeftijden u wilt zien, en eventueel inzoomen op de laatste 40 of 20 jaar.
De stippen in de grafiek zijn de waargenomen sterftecijfers: het percentage van de mensen met die leeftijd dat in dat kalenderjaar overleed. Zoals u ziet liggen die stippen voor iedere leeftijd bij benadering op een lijn. Deze lijnen worden trendlijnen genoemd: een soort gemiddelde door de tijd heen.[8]
Wanneer de stippen boven de trendlijn liggen, kan dat het gevolg zijn van een bovengemiddeld ernstige epidemie.[9] Dit zien we in 1956, 1972, 1985/'86, 1993, en natuurlijk in coronajaar 2020.[10]
De afwijkingen in 2020 zijn voornamelijk te zien bij leeftijden tussen de 65 en 95; daarboven en -onder verdwijnen de afwijkingen t.o.v. de trendlijnen in de ruis.[11] Ze zijn bijzonder groot vergeleken met afwijkingen in de voorgaande jaren. COVID-19 heeft dus een veel duidelijker zichtbaar effect dan eerdere epidemieën.[12]
De sterftecijfers uit 2020 liggen weliswaar boven de trendlijn, maar in vergelijking met de sterftecijfers van de afgelopen decennia zijn ze juist laag. Welke van deze twee tegenstrijdige gegevens is relevanter als we COVID-19 met epidemieën uit het verleden willen vergelijken?
Overlijdensrisico
Behalve als ‘daadwerkelijk aantal overlijdens per 100 mensen’, zijn sterftecijfers bij benadering gelijk aan de kans om op een bepaalde leeftijd te overlijden.[13] Als we bijvoorbeeld van een 80-jarige niets over de individuele gezondheidstoestand weten, en het sterftecijfer voor die leeftijd in dat jaar 5% is, dan kunnen we zeggen dat het risico op overlijden voor die persoon ook ongeveer 5% is.
Op dezelfde wijze kunnen we ook de trendlijnen als ‘gemiddelde’ kansen interpreteren. [14] Het dalen van de trendlijnen laat zien hoe de kans op overlijden voor bijna elke leeftijd[15] geleidelijk is afgenomen: een gevolg van de vooruitgang van o.a. welvaart, volksgezondheid, en gezondheidszorg.
Zo beschouwd geeft de grafiek een optimistisch beeld. De kans om te overlijden is voor bijna alle leeftijden gehalveerd. We zijn dus een stuk beter af dan in het verleden.
De afwijking van een stip tot de trendlijn kunnen we interpreteren als een incidentele toename of afname van het risico op overlijden. Nu zien we dat COVID-19 eigenlijk maar een vrij beperkte invloed heeft op dat risico. Het risico op overlijden valt weliswaar wat hoger uit ten opzichte van de trend (soms wel een hele procent), maar deze risico’s zijn vergelijkbaar met wat zo’n 10 jaar geleden normaal was. [16]
Iemand met een COVID-19-risicoleeftijd liep in 2020 een vergelijkbaar risico om te overlijden als iemand met dezelfde leeftijd 10 jaar eerder. Het verschil is slechts dat in 2010 andere doodsoorzaken wat meer bijdroegen aan de overlijdens. [17]
Het is opmerkelijk hoe COVID-19 als een ramp van epische proporties wordt voorgesteld, terwijl het ons objectief gezien qua sterfte slechts tijdelijk terugbrengt naar het niveau rond 2010, een periode waarin niemand zich bekommerde om vergelijkbare risico’s op overlijden.
Conclusie
Het effect van COVID-19 op het risico om te overlijden is, in vergelijking met epidemieën van de afgelopen 70 jaar, uitzonderlijk groot: niet eerder weken de sterftecijfers bij de risicoleeftijden zo ver af van de trendlijnen. Dat is echter slechts een vergelijking met het ‘normaal’ van de afgelopen paar jaar. De tijdelijke toename van risico op overlijden door COVID-19 valt in het niet bij de reducties in risico die we bereikt hebben door verbetering van de volksgezondheid en gezondheidszorg. Met COVID-19 waren we in 2020 nog steeds beter af dan mensen met dezelfde leeftijd zo’n 10 jaar geleden, en zelfs veel beter dan die van 20 jaar geleden en daarvoor.
Het is daarom maar de vraag hoe zinvol het is om COVID-19 met een epidemie van ruim 100 jaar geleden te vergelijken. Zelfs als COVID-19 qua dodental de Spaanse griep nog zou overtreffen (wat niet heel waarschijnlijk is), dan zouden we nog steeds veel beter af zijn dan in 1918, omdat we al zoveel andere risico’s voor onze gezondheid significant hebben weten terug te dringen.